In een wereld die zieker is dan ziek is er – meer dan ooit – behoefte aan mensen met een droom, aan mensen – profeten worden ze genoemd – die woorden geven aan dat ene diep-menselijke verlangen: vrede, gerechtigheid, een wereld zonder grenzen, een leven zonder angst. Meer dan ooit zijn ze nodig, profeten, mensen die dit verlangen levend houden. Een verlangen dat bijvoorbeeld besloten ligt in het prachtige 'Lied aan het Licht' van de hand van Huub Oosterhuis, waar hij zegt: 'Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt.' 'Rijk van God' – zo wordt die wereld genoemd.

Onze wereld lijkt te worden beheerst door grenzen en scheidslijnen. Tussen mensen, machtsblokken, landen en volkeren. Het denken in termen van wij en zij zit ons mensen blijkbaar in het bloed. De ander – die ander die zo anders is of lijkt dan wij – houden we het liefst buiten de deur. Op afstand. Fort Europa.

Als gelovige mensen echter worden we ertoe geroepen bij te dragen tot verbinding. Tot het slechten van al die muren en grenzen die ons beperken in ons mens-zijn. Vanuit de overtuiging dat wij allen kinderen zijn van een en dezelfde Vader. En daarmee broeders en zusters van elkaar. Familie. Het woord religie betékent trouwens ook verbinding.

In de evangelielezing van vandaag wordt verteld, hoe Jezus een man geneest die doof is en bovendien gebrekkig spreekt. Ogenschijnlijk terloops deelt de evangelist ons mee, dat Jezus de omgeving van Tyrus verlaat en via Sidon naar het Meer van Galilea gaat, dwars door het gebied van Dekapolis. Een mededeling, die je voor kennisgeving zou kunnen aannemen, ware het niet, dat het hier gaat om niet-joods, om 'heidens' terrein. Bovendien is er – neem er straks thuis de landkaart van het oude Palestina maar eens bij – ook nog eens sprake van een gigantische en volstrekt onnodige omweg. Als je vanuit Winssen naar Beuningen gaat, dan ga je toch ook niet via Tiel of Den Bosch. En dat is nu precies wat er vandaag in het evangelie wél gebeurt.

Deze kunstgreep van de auteur zal zeker niet op toeval berusten... We ontmoeten hier een Jezus, die – als de vrome jood, die hij is en blijft – welbewust grenzen verlegt. Of – in de ogen van anderen – grenzen overschrijdt. Immers, wat hier gebeurt, is – binnen de context van die tijd – volstrekt ongehoord: een jood die een niet-jood op een respectvolle, liefdevolle wijze tegemoet treedt. Het zal hem later in het verhaal, zoals wij weten, in conflict brengen met de religieuze autoriteiten, die slechts één waarheid kennen. Die van henzelf. De scheidslijnen worden getrokken. En de messen geslepen. Wij staan hier. Aan de goede kant. Jij staat daar. Niet een van ons. Een verhaal met een dodelijke afloop.

Opvallend is, hoe Jezus met de doofstomme omgaat. Hij neemt hem apart, weg van de menigte. Twee mensen, oog in oog. Een jood en een niet-jood. Maar vooral: twee mensen – twee mensen, die elkaar ontmoeten...

Wat Jezus vervolgens doet, is opnieuw – binnen de context van die tijd –ongehoord: hij raakt de ander aan – de ander, de heiden, de onreine vreemdeling. Jezus doorbreekt de (zogenaamd) 'heilige grenzen', die hem door de religieuze autoriteiten worden opgelegd. 'Heilig' is op dat moment alleen die 'heiden', dat wil zeggen: de mens in nood, die voor hem staat. Een mens, in wie God zelf een beroep op hem doet. Jezus denkt, om met 'Loesje' te spreken, niet in grenzen, hij denkt in mensen.

Het vervolg van het verhaal is merkwaardig – om niet te zeggen bizar. Jezus steekt de ander zijn vingers in de oren en bevochtigt met speeksel diens tong. Een gebaar, zo lees ík dat, van een mens, die – letterlijk – bereid is, bij de ander naar binnen te gaan, diens leefwereld te betreden, hem te erkennen in zijn mens-zijn en in zijn nood. Een houding, die – zo blijkt uit het vervolg – helend is. Tot heil strekt. De man wordt genezen en daarmee bevrijd uit zijn isolement.

Jezus' optreden, zoveel maakt Marcus duidelijk, is revolutionair, grens-verleggend en baan-brekend. Het getuigt van een nieuwe tijd en een nieuwe wereld: het 'Rijk van God'. Wars van de beperkende, vaak liefdeloze richtlijnen van de 'officiële' religieuze autoriteiten spreekt Jezus een nieuwe, ongekende, bevrijdende taal: Sta op! Een taal die ruimte schept: Ga open! Effata! Een woord dat met een zucht wordt uitgesproken. Dit is het werk van Gods geest. De taal, die 'Liefde' heet. Waar het Jezus uiteindelijk – en uitsluitend – om gaat, vat hij samen in de bekende woorden: 'Bemin de Heer, uw God, en uw naaste als uzelf.' (cfr. Mc. 12, 30-31) Wat hém voor ogen staat – de droom, het visioen van waaruit en waarvoor hij leeft, is het 'Rijk van God', een wereld, waarin een mens ten volle mens kan zijn – bevrijd van het etiket, dat hem of haar zo vaak wordt opgeplakt. Jezus blijft niet staan bij de buitenkant. Hij gaat bij de ander naar binnen. Hij kijkt met de ogen van God – en herkent in de ander zijn broeder of zuster. Een naaste. Een kind van God, precies als hij.

De ander als mijn broeder of zuster. Ik moet hierbij denken aan wat ik enkele jaren geleden mee mocht maken, toen ik samen met mijn vader op familiebezoek in Canada was. Met enkele neven en nichten bezocht ik op een mooie avond het imposante Rogers Centre, het baseballstadion van Toronto waar de plaatselijke ploeg, de Blue Jays, uitkwam tegen de Los Angeles Angels. Vijftigduizend toeschouwers, een zee van licht en geluid, en toch een heel ontspannen atmosfeer. Wat me in het bijzonder opviel, was het feit dat supporters van beide partijen niet – als beesten – middels hekken van elkaar werden gescheiden, maar gewoon naast elkaar zaten. Zo kan het blijkbaar ook.

Regelmatig werd de wedstrijd onderbroken door reclameboodschappen en andersoortig vermaak. Iets wat heel snel went en weinig boeit. Totdat men aankwam bij het blokje 'New Canadians'. Er werd met de camera ingezoomd op een jong gezin, ergens aan de overkant op de tribune: een vader, moeder en hun twee jonge dochters. Hun namen werden omgeroepen, en het bleek te gaan om Syrische vluchtelingen die sinds een jaar in Canada woonden en inmiddels een verblijfsvergunning hadden ontvangen. Zij waren die avond de 'guests of honour'. De stadionspeaker eindigde zijn verhaal met een nadrukkelijk en hartelijk 'Welcome to Canada!' Wat door het publiek met een donderend applaus werd bevestigd. U mag weten dat me dat diep ontroerde. En dat doet het nog steeds, telkens als ik eraan denk... Misschien dat wij daar, hier in ons zelfverklaarde tolerante Nederland – zeker na die beschamende vertoning afgelopen week in de Tweede Kamer – nog iets van kunnen leren. Het is te hopen. Want anders gaat het fout. Goed fout.

Welcome! Wel-gekomen! Zo te leven, mét elkaar en vóór elkaar. Elkaar te her-kennen en er-kennen als broer en zus. Aan de andere kant van de grote plas schijnt het te kunnen. Nu nog in ons eigen midden...

Wij hebben toch echt een beter verhaal.

Pastor Ruud Roefs